Hoe werken zonnepanelen en hoe worden deze geïnstalleerd?
Zonnepanelen produceren duurzame stroom waarmee fors bespaard kan worden op de energielasten, dat is voor bijna iedereen bekend. Minder bekend is hoe de zonnepanelen zonlicht omzetten in bruikbare energie uit het stopcontact. Ook is het voor veel huiseigenaren niet geheel duidelijk hoe een zonnestroomsysteem veilig aangesloten wordt op een huisinstallatie. Daarom zetten we dit graag voor u uit in dit artikel.
Van zonlicht naar gelijkstroom
Een zonnepaneel bevat diverse componenten waarvan de zonnecel wellicht het meest belangrijke is: in de zonnecel geleid namelijk de stroom tussen de positieve en de negatieve lading. Om deze stroming op gang te helpen is daglicht nodig. De zonnepanelen zetten dit daglicht om in een zgn. gelijkstroom (DC) via de eenzijdige stroming in de zonnecellen welke in huidige vorm nog onbruikbaar is in een regulier huishouden.
Van gelijkstroom naar wisselstroom
Om tot bruikbare stroom te komen dient de eenzijdige gelijkstroom namelijk omgezet te worden in bruikbare wisselstroom (AC) zoals je deze ook via het elektriciteitsnetwerk wordt geleverd en bijvoorbeeld bruikbaar is via een regulier stopcontact.
Om deze reden wordt er ook een omvormer geïnstalleerd die de gelijkstroom (DC) omvormt in wisselstroom (AC). De omvormer wordt doorgaans binnenshuis gemonteerd maar tegenwoordig ook steeds vaker buiten: veel moderne omvormers zijn namelijk geschikt voor buitenmontage. De zonnepanelen worden met de omvormer verbonden met solarkabels via MC4 connectoren. De zogeheten gelijkstroom (DC) zijde van het systeem is dan al compleet.
Achter de omvormer plaatst men een lastscheider (werkschakelaar in de volksmond) die het spanningsloos werken aan de omvormer aan wisselstroomzijde (AC) mogelijk maakt. De omvormer wordt via de werkschakelaar met installatiekabel (YMVK) verbonden met de groepenkast alwaar het systeem doorgaans achter een passende overstroom en aardlekbeveiliging gezekerd wordt. Afhankelijk van het type omvormer gaat de aansluiting van de omvormer op de verdeelkast met 1- of 3-fasedraden, een aarde en een nuldraad.
Op deze wijze zal de elektrische apparatuur welke is aangesloten op de groepenkast, stroom gebruiken welke wordt aangeleverd door de omvormer van het zonnestroomsysteem. Een eventueel tekort aan stroom wordt afgenomen van het stroomnet. Wordt er op een bepaald moment meer stroom geleverd door de omvormer dan dat er gebruikt wordt vanuit de groepenkast? Dan levert men het overschot automatisch terug aan het net. Een slimme meter kan zowel afname als teruglevering van/aan het stroomnet registreren.